Susan Kuijken (even) terug in Nederland

Screen-shot-2013-10-08-at-1.53.38-PM

Susan Kuijken eindigde dit jaar op het WK in Beijing als 8ste op de 5000 meter in een tijd van 15.08. Ze evenaarde daarmee haar prestatie uit 2013. ‘Tussendoor’ pakte de atlete in 2014 op dezelfde afstand brons tijdens het EK en werd Nederlands kampioen op de 1500 meter. Na 10 jaar in Amerika en Australië te hebben gewoond, is de 29-jarige Nijmeegse nu weer terug in Nederland.

Je trainer woont nog wel in Australië. Is dat niet onhandig?
‘Op mijn 19e ging ik naar Amerika om te studeren aan de Florida State University. Daarna ben ik verhuisd naar Australië waar ik ook mijn vriend leerde kennen. Ik vind het belangrijk om nu weer even in Nederland te zijn. Van hieruit bekijken we waar we in de toekomst willen wonen. Op mijn trainingen heeft het weinig invloed. Via Skype heb ik contact met mijn trainer en we zien elkaar natuurlijk tijdens trainingsstages in het buitenland. Dan ben ik ook weer samen met de hele groep.’
Is het niet lastig om nu zonder die groep te trainen?
‘Ik ken het trainingsprogramma en weet precies wat ik moet doen. Ik kan zelf zorgen voor een goede feedback en ik heb inmiddels genoeg ervaring om te weten wat belangrijk is. Een paar jaar geleden zou dat wel een stuk lastiger zijn geweest. Je wordt ouder en wijzer!’

IMG_20140221_212123

Het gevolg is dus dat je veel alleen traint.
‘Ik train nu vooral samen met mijn vriend en sinds kort ook in Papendal met de groep van bondscoach Grete Koens. Je kunt het eigenlijk vergelijken met een trainingskamp in eigen land. In januari gaan we met de bond op trainingsstage en dan heb ik ook Maureen Koster en Jip Vastenburg om mee te trainen. In februari ga ik dan weer trainen met mijn vriend en wat andere jongens die mij kunnen hazen en daarna ga ik alweer naar mijn eigen groep in Australië. In de praktijk train ik dus zelden in mijn eentje.’

Welke ondergrond kies je tijdens het trainen?
‘In train graag op de grasbaan in Australië maar zeker ook in het bos. Ik ga bijna nooit de weg op. Gelukkig kan ik overdag trainen want nu de dagen kort zijn en het snel donker wordt is het niet prettig om ’s avonds nog in het bos te lopen.’
Welke verschillen tussen Amerika, Australië en Nederland zijn je opgevallen?
‘In Amerika zijn ze – in onze ogen – wel een beetje gek en super fanatiek. Er loopt veel talent rond en er wordt keihard getraind. Toch redden veel atleten het helaas niet. Maar het gevolg is dat degene die overblijven ook wel erg goed zijn. Ze hebben er hard voor moeten knokken en zijn mede daardoor mentaal sterk.
Australië lijkt wel een beetje op Amerika, ook daar lopen hele goede junioren rond. Op dit moment zijn daar 5 à 6 meiden die een 3000 meter op een WK voor Junioren lopen in een tijd waarvan ik op die leeftijd alleen maar kon dromen. Ik vind dat ze voor hun leeftijd echt hard trainen. Vreemd genoeg zie je dat er op latere leeftijd veel loopsters afhaken waardoor het aantal aardig in de buurt komt van het aantal in Nederland. Het is wel zo dat Australiërs hun leven meer inrichten op het lopen, terwijl in Nederland ook de aandacht voor een studie niet uit oog wordt verloren. Studie is natuurlijk ook belangrijk, maar ik denk dat men in Australië wat meer de gok durft te wagen.’
Hoe beleeft men de sport in Amerika en Australië?
In die landen is topsport en wezenlijk onderdeel van de maatschappij. Wij Nederlanders hebben daar amper een beeld van. In Nederland krijg je bijvoorbeeld nog weleens de vraag: Wat doe je dan nog meer? Heb je ook werk? Men begrijpt niet dat hardlopen mijn werk is. Zo’n vraag heeft een negatieve ondertoon. In Amerika en in Australië is dat toch een stukje positiever.’

Welke voeding gebruik jij om goed te kunnen presteren?
‘Natuurlijk eet ik voedsel met koolhydraten. Maar je moet niet denken dat ik borden met pasta achteroversla. Dat is zeker niet zo. Ik vind het wel belangrijk om na mijn training de eiwitten aan te vullen. Veel mensen denken dan aan een sportreep. Het nadeel daarvan vind ik dat er ook weer veel suiker in zit. Ik grijp meer naar normale zaken als kwark, ei en kipfilet. Misschien is timing nog wel belangrijker dan wat je eet. Onlangs at ik bij mijn ouders boerenkoolstampot. Dat is gewoon superfood! In Amerika word je gewoon gek van allerlei soorten kill-salades. Het hoeft in mijn ogen niet allemaal zo speciaal te zijn.’

130831-024_-_Susan_Kuijken_-_Flame_Games_2013.1
Volg je een vast patroon rondom wedstrijden?

‘Ik heb een vaste planning. Die begint 5 uur voor de wedstrijd. Wat ik daarvoor doe is niet zo belangrijk. Ik start met loslopen. Vier uur van te voren neem ik een sportvoeding. Daarna ga ik aan de warming-up beginnen en dan loop ik de wedstrijd. Wat ik eet, is eigenlijk altijd hetzelfde: Rijstwafels met pindakaas en een banaan. Ik zorg dat ik dat altijd bij me heb, zelfs in Beijing! Ik weet dan zeker dat ik hetzelfde kan eten als ik gewend ben.’

Je staat dus ’s ochtends al om 5.00 uur op voor een wedstrijd om 10.00 uur?
‘Ja, dat zou ik dan doen. In Beijing waren de series ook heel vroeg. Mijn vaste patroon en mijn ritme zijn erg belangrijk. Ik voel me dan goed en heb geen last meer van mijn eten en drinken.’

Wat adviseer jij iemand die recreatief loopt op het gebied van voeding?
‘Ik raad aan om tijdens trainingen je eet-ritme eens onder de loep te nemen. Wat voor de een werkt, werkt misschien niet goed voor de ander. Een training is een goed moment om dat uit te proberen. Je moet natuurlijk niet met honger aan de start staan. Houd dat eetpatroon ook vast op een wedstrijddag, ga niet ineens wat anders doen. Juist zaken die je al uitgebreid geoefend hebt en waar je vertrouwd mee bent, geven je rust en zekerheid dat het goed gaat.’
Nog meer adviezen?
‘Natuurlijk is het goed om ervaringen van a ndere atleten aan te horen die bijvoorbeeld al eens een marathon hebben gelopen. Je moet niet onderschatten hoelang je onderweg bent. Ook moet je je realiseren dat er verschil is in belasting. De basis die ik heb voor een 10 km is natuurlijk breder dan iemand die op karakter een 10 km wil uitlopen.’

Tot slot nog een paar tips van Susan.
‘Maak een goede planning en stel een goed en realistisch doel. Je kunt er zelf motivatie uit halen. Maar je kunt het ook delen met bijvoorbeeld een trainingsmaatje, zodat ook die je kan helpen bij het bereiken van je doel. Met elkaar heb je een stok achter de deur.
En niet onbelangrijk: Zorg dat je altijd iets te eten bij je hebt. Het kan je gebeuren dat je na een training denkt snel thuis te zijn en je onverwacht in bijvoorbeeld de file terecht komt. Ik heb altijd wat te eten bij me om dat te voorkomen.’

Eindredactie: René Vermetten